Catharina Irma Dessaur, hoe een Joods meisje uitgroeide tot een schrijver.
27-08-2021
Soms kom je boeken tegen, waarin je interessante informatie vindt over vrouwen waarvan je nog niet zoveel wist. Het boek “Bedtijdverhalen voor rebelse meisjes” (100 bijzondere Nederlandse vrouwen) was aanleiding tot het schrijven van deze blog.
Andreas Burnier werd in 1931 geboren als Catharina Irma Dessaur in een liberaal-joods gezin. Na de oorlog kreeg ze nog een broer, Joost Reinier (1946).
Tijdens de tweede wereldoorlog leefde ze drie jaar (1942-1945) gescheiden van haar ouders, ondergedoken op wel 16 verschillende adressen. Ze vond het onderduiken heel saai en vervelend, totdat ze op een van de onderduikadressen een zolder vol interessante boeken ontdekte. Deze boeken waren allemaal geschreven door intelligente mannen (met name de filosofieboeken) en mede daardoor wilde ze schrijver en man worden. Ze gebruikte toen al de naam ‘Ronnie van Dijk’. De voornaam bleef ze – naast Andreas – haar hele leven behouden.
Na de oorlog bezocht ze het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag. En vanaf 1949 studeerde ze medicijnen en filosofie aan de Gemeente Universiteit te Amsterdam. Deze studies maakte ze niet af. In 1953 trouwde ze met de uitgever Emanuel Zeijlmans van Emmichoven, met wie ze 2 kinderen, Carlo Dominique en Ingeborg Anne, kreeg.
“Hierin schreef ze op een vanzelfsprekende manier over haar homoseksuele geaardheid en over het ongeluk geboren te zijn in een vrouwelijk lichaam.”
In 1961 scheidde ze van haar echtgenoot en hervatte haar studie filosofie in Leiden. Ze studeerde cum laude af en promoveerde in de criminologie. In die tijd ontmoette zij haar eerste vrouwelijke geliefde, met wie zij zeventien jaar een relatie had. Na een korte periode als ambtenaar te hebben gewerkt, werd zij wetenschappelijk medewerker op het Criminologisch Instituut in Leiden.
In 1965, nog tijdens haar studie, debuteerde ze in het literaire tijdschrift ‘Tirade’ met het verhaal ‘De verschrikkingen van het noorden’ en schreef ze de avontuurlijke roman ‘Een tevreden lach’ (1965). Hierin schreef ze op een vanzelfsprekende manier over haar homoseksuele geaardheid en over het ongeluk geboren te zijn in een vrouwelijk lichaam.
Van 1973 tot 1988 was ze hoogleraar criminologie aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen, onder haar eigen naam, C.I. Dessaur. In deze periode publiceerde zij romans, essays, brieven en artikelen en mengde zij zich in belangrijke maatschappelijke debatten.
Door haar ervaringen in de oorlog keerde Burnier zich lange tijd af van haar joodse achtergrond, maar omstreeks 1989 (het moment dat haar vader overleed) veranderde dat in een enorme belangstelling, die leidde tot haar terugkeer tot het jodendom en lidmaatschap van de Liberaal Joodse Gemeente te Amsterdam. Tot dan was de roman ‘Het jongensuur’ (1969), over haar onderduikperiode, het enige boek dat expliciet verwees naar haar joods zijn. De laatste twaalf jaar van haar leven publiceerde zij hoofdzakelijk over joodse onderwerpen. In haar laatste roman uit 1997 ‘De wereld is van glas’, speelt het jodendom zelfs een hoofdrol.
Andreas Burnier overleed in 2002 op 71-jarige leeftijd aan een hersenbloeding en werd begraven op de Liberaal Joodse Begraafplaats in Hoofddorp.
Bronnen: Artia, biografie van Andreas Burnier / Bedtijdverhalen voor rebelse meisjes.