Museumschatten
Dodenplank of lijkplank
Een dodenplank speelde een belangrijke rol in het ritueel van afscheid nemen In Limburg. Tot ongeveer 1960 was het gebruikelijk om bij een overlijden een zogenaamde “lijkplank” of “liekbraed” naast de voordeur van het huis te plaatsen, aan de straatkant. Hierdoor wisten de mensen uit de buurt dat er iemand was gestorven en dat ze met eerbied het huis voorbij moesten gaan.
Oorspronkelijk werd de dode op deze plank gelegd en vervolgens naar het graf gedragen. Bij het graf werd het lichaam van de plank in het graf geschoven, en later legde men de plank waarop de overledene had gelegen in de kist.
Dodenplanken waren meestal zwartgeverfd en vaak stonden de letters RIP erop geschilderd, wat staat voor Requiescat in Pace, ofwel “Rust in Vrede”. In de streek rond Susteren, waar deze plank vandaan komt, sprak men dan ook van een overledene dat “Hae is RIPsj”, waarmee men bedoelde dat iemand overleden was.
Kinderen werd verteld dat ze de lijkplank niet mochten aanraken, omdat dit wratten zou veroorzaken. Het was een bijgeloof dat deel uitmaakte van de lokale folklore. Ook had de lijkplank een plek in de volkswijsheden van die tijd. Als iemand er erg slecht uitzag of ziek was, zei men: “Hae haet ’t liekbraed in ziene rögk”, wat betekende dat die persoon eruitzag alsof hij de dood nabij was.
De lijkplank was dus niet alleen een praktisch hulpmiddel, maar ook een beladen symbool van dood, afscheid en het mysterie van het hiernamaals.
Details
Lijkplank of dodenplank, zwartgeverfd hout, herkomst timmermanswerkplaats Palmen Grachtstraat Susteren.
Afmeting ca 150 x 35 cm
Gebruikt tot ongeveer 1960